Hendrik: “Ik ben er nog steeds”

Je zou kunnen zeggen dat het werk van Terwille met één man begon: Hendrik. Toen Hendrik door zijn verslaving op straat belandde, sloegen vijf Groningse politieagenten de handen ineen om hem een opnameplek bij de Hoop in Dordrecht te bezorgen. De lange en omslachtige weg naar hulp bracht hen op het idee voor een christelijke intakepost in het Noorden. Nu, bijna 15 jaar later is Terwille uitgegroeid tot een middelgrote professionele GGZ-instelling voor verslavingszorg. Maar hoe is het met Hendrik?

hendrik“Het gaat goed”, vertelt Hendrik (nu 43 jaar) met humor: “ik heb de afgelopen vijf jaar wel 2 bekeuringen gehad omdat ik net iets te hard reed, maar dat is het ergste wat ik tegenwoordig doe.” Als hij terugkijkt op zijn leven, vertelt hij een eerlijk verhaal met ups en downs. “Ik heb veel mensen verloren, maar ik ben er nog steeds.”

Hendrik groeit op in de Oranjebuurt van Groningen. “Niet de minste buurt,” typeert hij. Maar achter de voordeur ziet het er bij Hendrik thuis minder mooi uit: al op jonge leeftijd wordt hij geconfronteerd met het overmatige alcoholgebruik van zijn moeder. “Soms was het zelfs zo erg dat ik een ambulance moest bellen.”

Hendrik probeert zijn speelkameraadjes angstvallig buiten de deur te houden; pas in de puberteit gaat hij openlijk tegen zijn moeder in verzet: “Jij denkt dat je de boel kunt verprutsen? Moet jij eens opletten.” Uit rancune gaat hij doelbewust op zoek naar verdovende middelen. Zo raakt hij rond zijn 18e verslaafd aan heroïne. Hij begint met een halve gram, maar al snel spuit hij wel 5 gram per dag. “Achteraf heel gevaarlijk”, zegt hij nu. “Ik spoot zoveel dat als ik in de schemering over de Grote Markt liep, ik niet eens meer wist of het ochtend of avond was.”

Als Hendrik 21 is overlijdt zijn moeder aan de gevolgen van haar alcoholverslaving. Anderhalf jaar verliest Hendrik ook zijn vader die op een nacht een hartinfarct krijgt. Hendrik blijft in het ouderlijk huis wonen. Hij leeft een aantal jaar een dubbel leven. Op zondag sprint hij vlak voor het eind van de dienst de kerk uit, zodat hij nog snel even een slokje methadon kan halen bij de methadonpost om de hoek. Daarna schuift hij snel weer aan bij de andere kerkgangers. Of iemand het heeft gemerkt? “Er waren regelmatig mensen die vroegen of het wel goed met me ging. Maar niemand kreeg vat op mij.”

Hoewel Hendrik dagelijks heroïne en methadon gebruikt, blijft hij gewoon zijn werk als steigerbouwer doen. “Ik geef niet snel op”, zegt hij. Dat heeft hij van huis uit meegekregen: “mijn vader zei altijd: ledigheid is des duivels oorkussen!” Ook tijdens zijn baan bij de nachtdienstploeg van de PTT, werkt Hendrik onder invloed. “Maar ik bleef tegelijk serieus met mijn werk bezig.” Aan het eind van elke werknacht bedankt hij zijn collega’s voor hun inzet.

Toch belandt Hendrik uiteindelijk op straat. Zijn zwager, die politieagent is, kan de situatie niet langer aanzien en probeert in te grijpen. Maar Hendrik trekt zijn eigen plan. Als zijn zwager merkt dat hij niet tot Hendrik door kan dringen, seint die zijn collega Tineke in: “Kun jij Hendrik niet een keer aanspreken?” Hendrik is dan al 9 jaar verslaafd.

Tineke is degene die Hendrik overhaalt om hulp te gaan zoeken. Maar dat kost tijd. In eerste instantie vraagt ze hem heel direct of hij wil afkicken. “Mijn antwoord was net zo direct”, vertelt Hendrik: “Weet ik niet hoor!” Dan duwt Tineke een briefje in zijn zak, met daarop een datum, een tijd en het adres van het politiebureau aan de Rademarkt. Hoewel Hendrik het helemaal niet van plan is, gaat hij er toch heen. Na het gesprek op het politiebureau volgt een nieuwe afspraak. Steeds komt weer de vraag naar voren: Hendrik, wil je afkicken? Eindelijk gaat Hendrik overstag: “Laat ik in ieder geval één keer geprobeerd hebben om af te kicken voordat ik de pijp uitga.”

Maar daarmee zit Hendrik nog niet in een kliniek. Hij komt op een wachtlijst te staan voor de Hoop. Elke week moet hij naar de Hoop bellen om zijn motivatie te tonen. Als het bellen er een week bij in dreigt te schieten, wordt hij zonder pardon door Tineke met de politie-auto van straat geplukt: “Hendrik ben je niet iets vergeten?” Hij koestert nog altijd warme herinneringen aan Tineke. Hij heeft haar jaren later zelfs nog eens een grote knuffelbeer gebracht, nadat ze een kindje had gekregen.

Op de dag dat Hendrik kan worden opgenomen, wordt hij met de auto van de politiecommissaris naar Dordrecht gebracht. De twee agenten die hem begeleiden krijgen er van hun baas speciaal een vrije dag voor. In het begin vindt Hendrik het maar niks bij de Hoop, maar achteraf zegt hij: “ik heb er toch een fantastische tijd gehad. Ze lopen echt die extra mijl. Als er bijvoorbeeld iemand weg wou lopen, belden ze zijn vaste begeleider. Die kwam er dan in zijn vrije tijd voor terug.”

In de resocialisatiefase krijgt Hendrik een mooi appartement in Dordrecht, met uitzicht op de Maas. Hij laat zich in de tijd ook dopen. Het gaat goed met hem, maar na een tijdje wil Hendrik toch weer terug naar het Noorden. Hij schrijft een brief aan zijn jeugdvriend Piet, die in Leeuwarden werkt. In de brief biedt Hendrik eerst zijn excuses aan, voor het vele geld dat hij Piet heeft gevraagd. Daarna mag hij in overleg met De Hoop een weekend naar Leeuwarden toe. Langzaam worden de weekenden steeds verder uitgebreid, totdat Hendrik zelf ook woonruimte vindt in Leeuwarden en voor het timmerbedrijf van Piets oom gaat werken.

In Leeuwarden krijgt Hendrik verkering “met een heel lief meisje.” Maar door Hendriks ADHD gaat het samenwonen niet goed. “Ik dacht: ga toch terug naar je moeder! En dat deed ze uiteindelijk ook. Daar heb ik nog steeds spijt van.” Na haar vertrek wordt Hendrik depressief en begint hij veel te drinken. Hij komt onder behandeling van de GGZ Leeuwarden en later gaat hij bij Terwille dagbehandeling volgen. Daar krijgt hij het advies om op de Spetse Hoeve te gaan wonen. “Maar daarvoor moest ik mijn huis opzeggen, en dat kon ik niet.”

Het lukt Hendrik niet om clean te blijven. Bij de herkeuring van zijn rijbewijs wordt hij gepakt onder invloed. “Toen kwamen ze er ook achter dat ik Hepatitus C had. Mijn lever was naar de knoppen.” Vanwege zijn slechte gezondheid mag Hendrik niet meer werken en dat vindt hij heel jammer. Maar hij rijdt wel weer auto en helpt andere mensen met klussen. Want handig is hij. “Ja, ik kan wel wat”, zegt hij bescheiden. Hij heeft nu plezier in het leven. “Dat is wel vrij nieuw voor me. Ik heb nu rust en ben geduldig geworden.” Zijn ADHD heeft hij nu zonder medicijnen goed onder controle. Hij slikt nog wel antidepressiva en elke avond rookt hij 1 blowtje om rustig te kunnen slapen, “Maar dat promoot ik niet.”

Hendrik geniet nu van de kleine dingen in het leven “Het hoeft er niet vanaf te vonken, maar ik geniet gewoon van mijn kat, of van een lekker bakje koffie.” Ook bezoekt hij trouw zijn oude ooms en tantes. Maar wat hem vooral op de been houdt, is zijn geloof in God. Hij bezoekt op zondag de samenkomsten van de Vergadering der Gelovigen en dat betekent veel voor hem. Zijn geloof geeft hem troost en rust. Regelmatig krijgt Hendrik precies op het juiste moment een bijbeltekst of lied in zijn gedachten. “Knipoogjes van God” noemt hij dat. God ziet Hendrik en Hij houdt van hem. Waar Hendrik bescheiden aan toevoegt: “Hij geeft me haast meer dan ik nodig heb.”